Handhaving omtrent PAS-meldingen

Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State met de PAS-uitspraak duidelijk gemaakt dat een PAS-melding geen betekenis meer heeft. Met deze uitspraak zijn bedrijven die in werking zijn op basis van een PAS-melding, feitelijk illegaal geworden. Dit heeft vervelende gevolgen, waaronder de dreiging en handhaving. Op 22 september 2021 heeft de rechtbank Midden- Nederland hier een uitspraak over gedaan (ECLI:NL:RBMNE:2021:4523, Rechtbank Midden-Nederland, UTR 20/3596, 2021).

Bij sprake van overtreding

Als er sprake is van een overtreding, geldt het uitgangspunt dat het bevoegd gezag daar handhavend tegen moet optreden. Bij de natuurwetgeving is het bevoegd gezag bijna altijd Gedeputeerde Staten van de provincie. Er zijn twee uitzonderingen wanneer van handhaving mag worden afgezien:

  • als er sprake is van concreet zicht op de legalisatie van de overtreding;
  • als de handhaving onevenredig is voor de overtreder (de PAS-melder).

Concreet zicht op legalisatie

Voor concreet zicht op de legalisatie is volgens de rechtbank een ontvankelijke vergunningaanvraag nodig. Het schriftelijk mededelen van gegevens, en daarmee een PAS-melding voor legalisatie indienen, wordt door de rechtbank niet gezien als ontvankelijke vergunningaanvraag.

De rechtbank kijkt later in de uitspraak toch nog verder. De rechtbank gaat in op de wijziging van de Wet natuurbescherming per 1 juli 2021. Daarin wordt de verplichting voor de overheid opgenomen om PAS-meldingen te legaliseren. Maar daarmee zijn PAS-meldingen nog niet gelegaliseerd. Hoe dat legaliseren zal gebeuren, is nog niet duidelijk. Hiervoor zal een legalisatieprogramma moeten worden vastgesteld. Dit staat in de Wet natuurbescherming en wordt nog verder uitgewerkt in een ministeriële regeling. Voor die regeling is wel een concept tekst gemaakt, maar die regeling geldt nog niet. Daarom betwijfelt de rechtbank of er sprake kan zijn van concreet zicht op legalisatie.

Handhaving onevenredig

Bij het beoordelen of handhaving onevenredig is, worden natuurbelangen afgewogen tegen de belangen van het bedrijf. Bij de natuurbelangen gaat het om het behalen en beschermen van de instandhoudingsdoelen waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. Bij de bedrijven gaat het de bedrijfsbelangen en het belang van rechtszekerheid. De rechtbank is het met de PAS-melder eens dat deze te goeder trouw en in overeenstemming met de op dat moment geldende regelgeving heeft gehandeld. Volgens de rechtbank mag dit nog niet de reden zijn om niet te handhaven, de natuurbelangen moeten ook worden meegewogen.

Bij de afweging tussen de natuurbelangen en de belangen van het bedrijf kan de provincie volgens de rechtbank mogelijk aansluiten bij de uitspraak van de Raad van State van 20 januari 2021 over het intrekken van natuurvergunningen. Oftewel: de provincie moet beoordelen of in het betrokken Natura 2000-gebied een veel betekende verstoring van de natuur dreigt en of de activiteiten van het betreffende bedrijf invloed hebben op die verstoring. Is een van deze twee opties het geval, moet de provincie beoordelen of het beëindigen van de activiteiten waarvoor de PAS-melding is gedaan een ‘passende maatregel’ is om verslechtering met de veel betekende verstoringen van het Natura 200-gebied te voorkomen en of andere passende maatregelen getroffen kunnen worden.

Conclusie

Ten opzichte van PAS-vergunningen zullen activiteiten op basis van PAS-meldingen doorgaans minder snel passende maatregelen zijn, omdat het om kleine stikstofdeposities gaat. Dat sluit niet uit dat het beëindigen van activiteiten van PAS-melders nodig kan zijn als sprake is van een stikstofoverbelast Natura 2000-gebied en geen andere passende maatregelen voorhanden zijn.

 

 

Bron:

ECLI:NL:RBMNE:2021:4523, Rechtbank Midden-Nederland, UTR 20/3596. (2021, 22 september). De Rechtspraak. Geraadpleegd op 1 november 2021, van https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2021:4523&showbutton=true